top of page

 LITERATUURONDERZOEK 

Voor het onderzoek wordt er literatuuronderzoek verricht om zo de kennis te verkrijgen over het

onderwerp waarvan de projectgroep eerst nog niet voldoende kennis had. Er is

literatuuronderzoek gedaan naar de precieze werking van het oog, de meest voorkomende

gezichtsproblemen en de regels voor het rijden met een zichtprobleem.

​

1. Het gezichtszintuig

De ogen zijn fijnzinnige en veelzijdige visuele instrumenten, die in samenwerking met de

hersenen zijn omgeving waarnemen. Om de werking van de ogen te begrijpen wordt eerst

de anatomie van het oog beschreven. Vervolgens wordt er beschreven hoe daadwerkelijk

wordt gezien. Ten slotte worden de functies van de hulporganen beschreven.

 

1.1 Anatomie

De oogbol (bulbus oculi) is gevuld met glasachtig lichaam en wordt omhult door drie lagen. Van buiten naar binnen zijn dat:

  • Harde oogrok:

       De buitenste laag is de harde oogrok (sclera). Deze laag geeft het oog zijn stevigheid. Door de stevigheid van de harde oogrok kan het oog zijn ronde vorm behouden, wat belangrijk is voor juiste licht breking. Deze laag is wit gekleurd, maar heeft aan de voorkant een doorzichtig deel, het hoornvlies (cornea). De plaats waar de harde oogrok overgaat naar het hoornvlies heet het Libus cornea. (Ludo Grégorie, 2007)

 

  • Vaatvlies:

       Binnen de harde oogrok ligt het vaatvlies (choridea). Het vaatvlies zorgt voor aan- en afvoer van stoffen voor het oog. Bij de Limbus cornea gaat het vaatvlies over in een iris (regenboogvlies). De iris reguleert de tot het oog toegelaten hoeveelheid licht. De ronde opening in de iris is het pupil.

 

  • Netvlies:

       Het netvlies (retina) ligt tegen het vaatvlies aan achterin het oog. Het netvlies bestaat uit lichtsensoren en zenuwweefsel. Er zijn twee soorten lichtsensoren: Kegeltjes en staafjes. Staafjes nemen licht en donker waar terwijl kegeltjes kleur, contrast en details waarnemen.

       Vanuit het netvlies komen de afferente zenuwvezels samen, waar ze een zenuwbundel vormen en de oogbol verlaat. Hier zijn er geen lichtsensoren en wordt deze plaats ook wel de blinde vlek genoemd. (Ludo Grégorie, 2007)

       Het netvlies bevat ook een gele vlek (macula lutea). Hier bevinden zich alleen kegeltjes, waardoor men in het netvlies op de gele vlek het scherpst ziet. (Oogfonds, 2017)

 

De inwendige bouw van de oogbol kan in drie onderdelen onderscheidt worden. Dit is de lens, het glasachtige lichaam en de oogkamers. Hieronder worden de drie onderdelen verder toegelicht:

  • De lens

       Achter de iris en de pupil, opgehangen aan lensbanden, ligt de lens. De functie van de lens is accommoderen aan de afstand van waar je kijkt met behulp van je lensbanden.  

​

  • Glasachtige lichaam

       Het glasachtige lichaam is een heldere, geleiachtige substantie, omgeven door een dun vlies. Dit bevindt zich tussen de lens en het netvlies. (Ludo Grégorie, 2007)

​

  • Oogkamers

       De voorste oogkamer is de ruimte tussen het hoornvlies en de iris. De achterste oogkamer is een ruimte tussen de iris en de lens. Beide ruimtes zijn gevuld met kamerwater, een heldere vloeistof.

1.2 Zien

Zien is het visueel waarnemen met de ogen. Bij het zien is er onderscheidt tussen het gezichtsveld en het blikveld. Het gezichtsveld is het beeld dat men ziet met een gefixeerd hoofd en zonder beweging in de ogen. In tegenstelling tot blikveld, waarbij wel de ogen mogen bewegen. (Ludo Grégorie, 2007)

Het zien komt tot stand doordat licht op een object valt, wordt weerkaatst en via de oogbol het netvlies achterin bereikt. De lichtsensoren van het netvlies worden geprikkeld, waarbij de lichtprikkels omgezet worden in impulsen. Deze impulsen gaan via de schakelcellen en de afferente zenuwvezels naar het centrale zenuwstelsel. De centrale zenuwstelsel geleid de impulsen door naar de hersenen. De impulsen worden in de hersenen geïnterpreteerd.

​

2. Gezichtsaandoeningen

In Nederland lopen er veel mensen rond met zichtproblemen. Het totale aantal mensen in Nederland werd in 2011 geschat op 301.806 (Volksgezondheidenzorg.info, 2017). De meeste mensen hebben één of meerdere diagnoses van staar, glaucoom, maculadegeneratie en diabetische retinopathie gekregen.

​

2.1 Staar

Bij staar wordt de ooglens troebel. Er zijn drie verschillende soorten staar; ouderdomsstaar, aangeboren staar en staar door een ongeluk of trauma. Staar in een vroeg stadium kan nog verholpen worden door lenzen of een bril, maar kan ook operatief verholpen worden. Als mensen er veel hinder van hebben, kunnen ze ervoor kiezen om hun eigen lens operatief te laten vervangen door een kunstlens (Oogfonds, 2017).

Hieronder staat een grafiek die de prevalentie van het aantal mensen in Nederland met staar aangeeft.

​

 

2.2 Glaucoom

Het licht dat het oog binnenvalt, wordt door de lichtgevoelige cellen in het netvlies omgezet in elektrische signalen. Deze signalen gaan via de oogzenuw naar de hersenen waar ze worden omgezet in bewuste beelden. Bij de oogziekte glaucoom beschadigt de oogzenuw. Meestal komt dit door een verhoogde oogdruk in de oogbol. Door het afknellen en afsterven van de oogzenuw, wordt de verbinding tussen het oog en de hersenen langzaam, maar blijvend beschadigd. Glaucoom komt meestal aan beide ogen voor (Oogfonds, 2017).

Glaucoom kan worden behandeld door middel van medicatie, laserbehandelingen of operatief. Dit kan alleen in een vroeg stadium, wanneer de oogzenuw niet beschadigd is.

Hieronder staat een grafiek die de prevalentie van het aantal mensen in Nederlands met glaucoom aangeeft.

​

 

2.3 Maculadegeneratie

Maculadegeneratie is een ingrijpende oogziekte waarbij het gezichtsvermogen steeds verder achteruitgaat. Dit komt doordat de kwaliteit van de macula, ook wel gele vlek genoemd, afneemt.

De meest voorkomende vorm, droge maculadegeneratie, is helaas niet te behandelen. Voor natte maculadegeneratie zijn er wel behandelingen mogelijk. Met deze behandelingen kan de achteruitgang van het gezichtsvermogen in veel gevallen tot stilstand worden gebracht. Het zicht dat door de maculadegeneratie al is verdwenen, kan niet meer helemaal terugkomen (Oogfonds, 2017).

Hieronder staat een grafiek die de prevalentie van het aantal mensen in Nederlands met maculadegeneratie aangeeft.

​

 

2.4 Diabetische retinopathie

Een van de meest voorkomende complicaties bij diabetes (suikerziekte) is beschadiging van het netvlies. Dit heet retinopathie, of ook wel diabetische retinopathie. Mensen met diabetes hebben te veel suiker in hun bloed. Dit beschadigt de bloedvaten in het lichaam, waaronder de kleine bloedvaatjes in het netvlies. Hierdoor treedt een beschadiging van het netvlies op.

Diabetische retinopathie kan behandeld worden door lasertherapie, medicatie of vitrectomie. Bij vitrectomie wordt het glasvocht uit de oogbol gezogen, waarna de oogbol gevuld wordt met een speciaal vocht of een gas (Oogfonds, 2017).

Hieronder staat een grafiek die de prevalentie van het aantal mensen in Nederlands met diabetische retinopathie aangeeft.

​

 

3. Motorrijders en regels omtrent verkeersdeelname met oogproblematieken

In 2016 waren er in totaal 1.427.273 Nederlanders met een motorrijbewijs en 10.894.336 Nederlanders met een autorijbewijs (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2017). Eind 2015 waren er 6.666.800 Nederlanders in het bezit van een auto en 515.800 Nederlanders in het bezit van een motor (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2017).

​

Met de volgende zichtproblematieken mag nog wel deelgenomen worden aan het verkeer:
- Binoculaire visus is tenminste 0,5 (gezichtsscherpte van beide ogen).
- Horizontaal zichtveld moet 120 graden zijn en verticaal zichtveld 40 graden.
- Er mogen geen centrale defecten in het oog zijn.
- Voor vrachtwagen- en buschauffeurs zijn twee functionele ogen verplicht.
- Voor vrachtwagen- en buschauffeurs is het verplicht om een functioneel zichtveld van horizontaal 160 graden en verticaal 60 graden te hebben.

Bij diabetes mallitus is het verplicht om de ogen te laten keuren door de oogarts. Het is voor mensen met staar niet toegestaan om te rijden, tenzij de ogen worden behandeld. Met lichte glaucoom mag men rijden, zodra het extreem is wordt het afgeraden. Bij extreme maculadegeneratie, wanneer men niets in het midden ziet, is het rijden verboden.

​

Wanneer iemand met een rijbewijs A1, A2, A, B of B+E (motor, auto of auto met aanhanger) wil deelnemen in het verkeer moet hij/zij een zichtveld hebben van 120 graden horizontaal. Hierbij moet diegene ook minstens 50 graden links en 50 graden rechts kunnen kijken. Daarnaast is het ook belangrijk dat de bestuurder 20 graden naar boven en 20 graden naar beneden kan kijken. Tot slot geldt dat er binnen een straal van 20 graden vanuit het centrum van het zicht geen defecten mogen zijn.

 

Wanneer er plotseling uitval is van één oog mag de bestuurder nog wel rijden. Wel gelden er een aantal regels voor deze mensen. Zo geldt er een aanpassingstermijn van minstens 3 maanden voor mensen die plotseling verlies van zicht hebben. Daarnaast heeft de bestuurder een positief advies nodig van een oogarts om weer de weg op te mogen.

 

Tot slot hebben bestuurders met een rijbewijs C, C + E, D of D + E (bus of vrachtwagen, met of zonder aanhanger) scherpere regels rondom zicht. Zo moet een bestuurder een horizontaal zichtveld hebben van 160 graden en moet de bestuurder minstens 70 graden links en 70 graden rechts kunnen zien.

Wanneer de bestuurder maar één werkend oog heeft, gelden bijna dezelfde regels als voor een bestuurder met een rijbewijs voor auto of motor. Echter moeten deze mensen eerst nog een rijexamen doen om te laten zien dat zij weer veilig de weg op kunnen. Daarnaast krijgen deze bestuurders een rijbewijs dat geografisch beperkt is. Hierdoor mogen zij alleen rijden in deze voertuigen rijden op Nederlands grondgebied.

​

Conclusie

In Nederland lopen er ruim 300.000 mensen rond met een zichtaandoening. De meest voorkomende zichtaandoening is staar. Om een voertuig te mogen besturen met een zichtaandoening, moet er voldaan worden aan een aantal normen. Zo moet de binoculaire visus tenminste 0,5 zijn, het horizontale zichtveld moet 120 graden zijn en verticale zichtveld 40 graden en er mogen geen centrale defecten zijn aan het oog. Mensen met een zichtaandoening moeten gekeurd worden door een oogarts om vast te stellen of ze mogen rijden of niet.

​

Bibliografie

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2017, maart 9). Personen in bezit van auto of motor; persoonskenmerken. Opgehaald van Statline: http://statline.cbs.nl/statweb/publication/?dm=slnl&pa=81844ned&d1=a&d2=0&d3=0-7,23-31&d4=l&vw=t

 

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2017, maart 2). Personen met een rijbewijs; rijbewijscategorie, leeftijd, regio, 1 januari. Opgehaald van Statline: http://statline.cbs.nl/statweb/publication/?dm=slnl&pa=83488ned&d1=0&d2=0,3,6-8&d3=0-11&d4=0&d5=a&hdr=t,g1&stb=g3,g4,g2&vw=t

 

Ludo Grégorie, A. v.-H. (2007). Anatomie en fysiologie van de mens. Utrecht/Zutphen: ThiemeMeulenhoff.

 

Oogfonds. (2017). De gele vlek. Opgehaald van oogfonds: https://oogfonds.nl/alles-over-ogen/anatomie-van-het-oog/gele-vlek/

 

Volksgezondheidenzorg.info. (2017). Gezichtsstoornissen. Opgehaald van https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/gezichtsstoornissen/cijfers-context/prevalentie-incidentie#node-aantal-mensen-met-gezichtsstoornissen

​

bottom of page